In distributierelaties vervlechten zich belangen van verzekeraars, tussenpersonen en cliënten tot een keten. Eén van deze belangen is de beloning die de tussenpersoon voor zijn advies- en bemiddelingswerkzaamheden kan ontvangen. Verbonden met dit belang zijn de vragen welke transparantie de verzekeraar en de tussenpersoon moeten betrachten over deze beloning en jegens wie. Regulering stuurt op ontvlechting van belangen door bepaalde vormen van provisie te verbieden en een toenemende transparantie jegens de cliënt te gebieden: bijvoorbeeld door afscheid te nemen van een wettelijk geborgde aanspraak van de tussenpersoon jegens de verzekeraar op provisie over alle tot zijn portefeuille behorende verzekeringen in 2002, door regels voor te schrijven die streefden naar een evenwichtige verhouding tussen afsluit- en doorlopende provisie en beloningstransparantie voor complexe producten in 2007 en 2009, en door een provisieverbod te introduceren in 2013. Voor bepaalde (complexe) producten kan de (hoogte van de) beloning van de tussenpersoon inmiddels transparant zijn voor de cliënt, nu de beloning door de cliënt rechtstreeks betaald wordt.
In deze bijdrage bespreek ik het beloningsregime van de richtlijn verzekeringsdistributie (de insurance distribution directive, of “IDD”) en, meer in het bijzonder, de vraag welke beloningstransparantieverplichtingen er onder dit regime gelden. De IDD staat het lidstaten toe om provisie of andere vergoedingen aan de tussenpersoon te verbieden of te beperken. Nederland maakt hier gebruik van door bij de implementatie van de IDD dit jaar het provisieverbod voor (complexe) producten te handhaven. De implementatie van de IDD brengt evenmin verandering in de mogelijkheid dat tussenpersonen provisie ontvangen van verzekeraars voor
dienstverlening voor eenvoudige schadeverzekeringen. Wel scherpt de IDD transparantieverplichtingen aan en is in Nederland in het kader van de implementatie (opnieuw)
discussie ontstaan over de vragen of, en zo ja welke transparantie tussenpersonen moeten betrachten jegens de cliënt over het feit dat zij provisie ontvangen van de verzekeraar en over de hoogte van de provisie. Ik bespreek in de paragrafen 7 en 8 enkele argumenten in deze discussie en bepleit in dit kader meer aandacht voor roltransparantie door de tussenpersoon, een verplichting die ook besloten ligt in de IDD.
De aanpassingen van de Nederlandse beloningsregels in het Bgfo aan het IDD regime behandel ik in de paragrafen 5 en 6. De IDD kent een inducement regime dat deels wordt verhuld bij de implementatie, niet alleen door het in Nederland
geldende provisieverbod maar ook door de wijze waarop de wetgever de IDD beloningsbeginselen implementeert in de Wft en het Bgfo. Dit bespreek ik in paragraaf 4. Paragraaf 3 bevat een synopsis van het Wft-beloningsregime tot aan de implementatie van de IDD.
Eerst sta ik in paragraaf 2 stil bij de civielrechtelijke beloningstransparantieverplichtingen voor tussenpersonen als opdrachtnemer en, in dit verband, het gebruik in de schadeverzekeringsmarkt dat tussenpersonen door verzekeraars worden beloond voor hun bemiddelingswerkzaamheden.