In Nederland bestaan er geen specifieke handelsrechtbanken, dus rechtbanken die zich uitsluitend bezig houden met geschillen op het gebied van handelsrecht. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Commercial Court in Engeland, de Tribunaux de commerce in Frankrijk of de Handelsgerichte in verschillende Duitstalige landen. Maar dat zal vanaf 1 januari 2017 met de oprichting van de zogenaamde “Netherlands Commercial Court” (hierna: NCC) anders worden. Het gaat daarbij om een speciale voorziening bij de rechtbank en het Hof Amsterdam waarbij meervoudige kamers (dus 3 rechters) handelsconflicten in het Engels, digitaal, voortvarend en op grond van de bestaande regels van het Nederlandse procesrecht zullen behandelen.
Ratio oprichting van de NCC
Met de toenemende internationalisering van de handel – met Engels als dé voertaal, Engelstalige contracten en grensoverschrijdende handel als de norm – wordt de behoefte aan efficiëntere geschillenbeslechting alleen maar groter.
Ten eerste kunnen procedures voor de Nederlandse rechter alleen in het Nederlands worden gevoerd. Daarbij is vertaling van processtukken vaak een bottle-neck, mede als gevolg van de vaak korte deadlines (bijvoorbeeld bij de verschillende pilots in hoger beroep). Vaak dienen ook producties (gedeeltelijk) vertaald te worden, ook al heeft de Hoge Raad recentelijk duidelijk gemaakt dat producties in een vreemde taal niet zomaar buiten beschouwing kunnen worden gelaten (ECLI:NL:HR:2016:65). Bij de buitenlandse cliënt kan bovendien het gevoel ontstaan dat hij iets te veel buiten van “zijn” procedure staat, niet in de laatste plaats omdat hij ook tijdens de zitting in principe slechts door middel van een tolk mag worden gehoord.
Ten tweede gaat het bij handelsgeschillen vaak om omvangrijke en complexe zaken die mede als gevolg van de algemene werkdruk van de rechterlijke macht vaak te lang blijven liggen. Zo is het helaas geen uitzondering dat partijen meer dan één jaar op een (eind)beslissing in hoger beroep moeten wachten, of dat beslissingen (ook in eerste aanleg) vaak worden aangehouden. Dit staat uiteraard haaks op de behoefte van het handelsverkeer om geschillen snel te beslechten omdat het vaak om grote bedragen gaat waarbij (handels)rente door tijdsverloop een procesrisico dan wel relevante factor kan worden.
Ten slotte wil Nederland zich internationaal ook op het gebied van overheidsrechtsspraak profileren (vergelijk al de pogingen om Nederland door de herziening van de arbitrageregels als arbitrageland op te kaart te zetten) om een betere ‘Nederlandse handelsinfrastructuur’ te creëren. Immers, op dit moment kiezen grote partijen meestal voor geschillenbeslechting in Engeland, of gespecialiseerde rechtbanken in andere landen. Dit laat echter ook zien waar de kansen liggen. Immers, een procedure in Nederland is als gevolg van de doorgaans lagere uurtarieven van advocaten veel goedkoper. Ook het griffiegeld, dat overigens bij de NCC kostendekkend – en dus naar verwachting: hoger – zal worden, valt meestal lager uit dan in andere landen.
Relevantie voor de contractpraktijk
Voor de beoogde startdatum van 1 januari 2017 dient de regering – die dit initiatief van de Raad van de Rechtspraak ondersteunt – nog een wetswijziging in te dienen om procederen in het Engels mogelijke te maken en een afwijkende kostenregeling op te nemen. Dit zal medio 2016 gebeuren.
Omdat er een uitdrukkelijke forumkeuze voor de NCC vereist is (voorgestelde formulering: “rechtbank Amsterdam NCC”), zullen geschillen uit bestaande contracten in principe nog niet aan de NCC voorgelegd kunnen worden, tenzij partijen na het ontstaan van het conflict alsnog afspreken om voor de NCC te kiezen. Voor toekomstige contracten is het raadzaam om een dergelijke forumkeuze, en dus uiteindelijke gang naar de NCC, te overwegen. Dit geldt niet alleen voor grensoverschrijdende transacties of andere overeenkomsten met een internationaal element (zoals een buitenlands moederbedrijf, communicatie alleen in het Engels, etc.), maar ook voor zuiver nationale handelsrelaties die een specialistische rechtsgang vereisen (en nu vaak door arbitrage worden beslecht).
Conclusie
De aanstaande oprichting van de NCC biedt bij contractonderhandelingen in een internationale context een alternatief voor de discussie over de bevoegde rechter. Dit zal nu in het licht van (onder meer) de taalbarrière vaak een rechter in het buitenland zijn, of een keuze voor arbitrage. Beide opties zijn vaak duurder dan een procedure voor de Nederlandse rechter. Maar ook wat betreft puur nationale handelsconflicten kan de NCC middels haar specialisering bijdragen aan een rechtsgang die beter aansluit bij de handelspraktijk.
Het blijft te hopen dat de NCC vervolgens ook laat zien dat zij aan de andere eisen van een goede conflictbeslechting op (inter)nationaal niveau kan voldoen, namelijk een efficiënte en voortvarende rechtsgang. Op dat punt laat het huidige systeem helaas vaak te wensen over.
Meer weten? Neem contact op met Christoph Jeloschek.