Hoe een verkeerd geadresseerde e-mail tot een ontvankelijk beroep bij de bestuursrechter kan leiden
In afdeling 2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn voorschriften opgenomen over “elektronisch verkeer tussen bestuursorganen en burgers”. Artikel 2:15 Awb brengt mee dat een bezwaarschrift of een administratief beroepschrift alleen langs digitale weg kan worden ingediend als het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat die weg openstaat. Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing op verkeer met de bestuursrechter. De ABRS heeft voor burgers een digitaal loket opengesteld waar een beroepschrift digitaal kan worden ingediend. Eenzelfde weg is opengesteld ten behoeve van procederen bij de sectoren bestuursrechtspraak van de rechtbanken, de Centrale Raad van Beroep, het College van Beroep voor het Bedrijfsleven en de Gerechtshoven (in belastingzaken).
Als de digitale weg niet is opengesteld mag een op die wijze (per e-mail) gemaakt bezwaar of administratief beroep niet zonder meer niet-ontvankelijk worden verklaard. Op grond van artikel 6:6, aanhef en onder b Awb dient het bestuursorgaan een gelegenheid te bieden het verzuim te herstellen. De indiener moet de mogelijkheid krijgen om binnen een nadere termijn alsnog een niet digitale versie van het bezwaarschrift in te dienen. Zie daarover ook deze uitspraak van de ABRS.
In de hier besproken zaak hebben de appellanten beroep willen instellen tegen een vastgesteld bestemmingsplan, maar richt hij zich niet tot de bevoegde bestuursrechter (de ABRS), maar tot het bestuursorgaan dat het bestemmingsplan heeft vastgesteld. De appellanten sturen een e-mail naar het algemene e-mailadres van de gemeente, ter attentie van de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders. De gemeente heeft de elektronische weg voor bezwaar niet opengesteld, maar stuurt een uitdraai van de e-mail door naar de ABRS, die na afloop van de beroepstermijn inkomt.
Hoewel de gemeente de e-mail van de appellanten heeft doorgezonden aan de ABRS ter behandeling als beroepschrift, betoogt de gemeenteraad bij de ABRS dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat niet aan de wettelijke eisen aan een beroepschrift is voldaan. De gemeenteraad acht daarbij van belang dat de gemeente zelf de elektronische weg niet heeft opengesteld voor bezwaarschriften en dat ook bij de ABRS niet door toezending van een e-mail beroep kan worden ingesteld. De ABRS volgt het betoog de gemeenteraad niet.
De ABRS stelt vast dat de e-mail naar het officiële e-mailadres van de gemeente is gestuurd, ter attentie van de raad en het college van burgemeester en wethouders. Verder was volgens haar voldoende duidelijk dat met de e-mail werd beoogd om beroep in te stellen. Dat betekent dat op het onbevoegde bestuursorgaan (de gemeenteraad) de verplichting rust om een herstelmogelijkheid voor verzuim te bieden. Ook een e-mail aan een ambtenaar waarmee de indiener een zeker contact over de zaak heeft gehad kan meebrengen dat de herstelmogelijkheid moet worden geboden. Uiteraard moet ook in dat geval wel voldoende duidelijk zijn dat met de e-mail wordt beoogd om bezwaar of beroep in te stellen.
Wanneer het bestuursorgaan herstelmogelijkheden moet bieden, betekent dit ook dat het een niet voor hem bestemd bezwaar- of beroepschrift moet doorsturen aan het bevoegde orgaan. Dat bij de ABRS geen beroep per e-mail kan worden ingediend doet aan die verplichting niet af. De e-mail behelst een aan een onbevoegd orgaan (de gemeenteraad) gezonden beroepschrift en de gemeenteraad heeft het beroepschrift daarom terecht doorgezonden aan de ABRS. Omdat de als beroepschrift aan te merken e-mail binnen de beroepstermijn was binnengekomen bij de gemeente werd het beroep tijdig ingesteld. Dat is volgens de ABRS alleen anders als “kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht” wordt gemaakt. De ABRS zal daarmee doelen op de in de wetsgeschiedenis van de Awb besproken situatie dat een appellant bij herhaling en willens en wetens een bezwaar- of beroepschrift bij het verkeerde orgaan indient.
Na en ondanks deze bijzondere route kan het beroep van appellanten inhoudelijk worden behandeld.