Op 23 november 2021 heeft de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak over een door BNNVARA ingediend verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
De uitspraak is onder meer interessant vanwege de uitleg van de begrippen ‘milieu-informatie’ en ‘emissies in het milieu’, op welke informatie op grond van de Wob een ruimer openbaarmakingsregime van toepassing is dan op informatie van andere aard. De rechtbank oordeelt dat de Minister van I&W een te beperkte uitleg heeft gegeven aan die begrippen en daarom ten onrechte informatie heeft geweigerd openbaar te maken op grond van artikel 11 lid 1 Wob.
Achtergrond
BNNVARA had Rijkswaterstaat verzocht om openbaarmaking van documenten die te maken hebben met granuliet, dat onder meer wordt gebruikt voor het verondiepen van waterplassen. Het verzoek heeft betrekking op circa 1600 documenten. De minister heeft het verzoek deels gehonoreerd, maar besloten een aanzienlijk deel van de informatie niet openbaar te maken.
Het overgrote deel van de informatie is niet openbaar gemaakt omdat het volgens de minister gaat om persoonlijke beleidsopvattingen in stukken die bestemd zijn voor intern beraad, waarop de weigeringsgrond van art. 11 lid 1 Wob van toepassing is. Omdat de minister de weigering de informatie openbaar te maken in bezwaar (grotendeels) handhaafde, is BNNVARA in beroep gegaan bij de rechtbank Midden-Nederland.
In beroep heeft BNNVARA onder meer aangevoerd dat informatie over granuliet milieu-informatie is. Voor een weigering milieu-informatie openbaar te maken bevat de Wob strengere regels. Openbaarmaking van persoonlijke beleidsopvattingen mag bijvoorbeeld niet zonder meer worden geweigerd als het om milieu-informatie gaat: het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen moet dan worden afgewogen tegen het belang van openbaarmakinginformatie (art. 11, lid 4, Wob). Daarnaast gelden ook andere regels voor de toepassing van weigeringsgronden genoemd in artikel 10 (art. 10, leden 4 t/m 8 Wob).
De uitspraak
Milieu-informatie
De minister had zich op het standpunt gesteld dat alle milieu-informatie openbaar is gemaakt en dat die met name gegevens betreft die uit onderzoeken naar granuliet zijn gebleken, zoals resultaten van laboratoriumanalyses van granulietmonsters en onderzoeksrapportages waarin concrete onderzoeksgegevens staan. Volgens de minister was bovendien geen sprake van emissie-gegevens.
De rechtbank oordeelt dat de minister hiermee een te beperkte uitleg heeft gegeven aan het begrip milieu-informatie. Het gaat namelijk om informatie over emissies in het milieu en dat is ook milieu-informatie. Bij de beoordeling van de documenten heeft de minister alleen de onderzoeksresultaten/cijfers als milieu-informatie aangemerkt en niet de analyses over de aard en samenstelling van de stof en de gegevens over de mogelijke invloeden die deze emissies op kortere of langere termijn op het milieu hebben. De minister heeft dit niet onderkend en volgens de rechtbank daardoor een onjuiste, want te beperkte, maatstaf aangelegd.
Ook informatie over de kwalificatie van granuliet als grond of bouwstof, is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als informatie over emissies in het milieu. De vraag of emissie in water is toegestaan is namelijk afhankelijk van de vraag of het gaat om grond of bouwstof. Die kwalificatie bepaalt rechtstreeks of de voorgestane emissie mag plaatsvinden en is daarmee rechtstreeks van invloed op emissies van granuliet in het milieu. Bij de kwalificatie als grond is emissie toegestaan maar bij de kwalificatie als bouwstof kan granuliet niet gebruikt worden voor het verondiepen van waterplassen.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de minister ten onrechte informatie heeft geweigerd op grond van artikel 11 lid 1 Wob. De minister moet als toetsingskader de regels van de Wob die gelden voor milieu-informatie hanteren.
En verder..
De rechtbank oordeelt in de uitspraak (onder meer) verder nog dat de minister ook ten onrechte heeft geweigerd informatie openbaar te maken op grond van artikel 11, lid 1 Wob omdat daarbij een externe partij betrokken was die een bedrijfsbelang had bij de uitkomst van het overleg over de bestuurlijke aangelegenheid. In dat geval is geen sprake van “intern beraad” en kan informatie ook niet worden geweigerd met een beroep op die weigeringsgrond. Ook heeft de minister onvoldoende gemotiveerd waarom informatie is geweigerd op grond van artikel 10, lid 2 onder g Wob (onevenredige benadeling), een weigeringsgrond die overigens voor zover sprake is van milieu-informatie niet geldt.
Oordeel
De rechtbank verklaart het beroep van BNNVARA daarom gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De minister dient binnen 8 weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak.
Slot
BNNVARA werd in deze zaak bijgestaan door Jutta Wijmans en Laura van Moorsel. Mocht u vragen hebben naar aanleiding van de uitspraak dan kunt u contact opnemen met Jutta Wijmans.