Een ongeval, medische fout of andere schadeveroorzakende gebeurtenis kan tot zeer ernstig letsel leiden. Soms zó ernstig, dat de woning waarin de benadeelde woont niet langer geschikt is. Te denken valt aan de situatie dat de benadeelde rolstoelafhankelijk is geworden, de bovenverdieping van zijn woning niet meer kan bereiken en dagelijks hulp en verzorging nodig heeft waarvoor bijvoorbeeld de aanwezigheid van een tillift noodzakelijk is. Soms is de huidige woning daarop aan te passen, maar vaak ook niet. In die gevallen moet worden gezocht naar een andere woning, die wel geschikt is voor bewoning door iemand met ernstige beperkingen.
Uitgangspunt bij schadebegroting is dat de schade volledig, en zo veel mogelijk concreet, wordt vergoed. In geval van personenschade dient de benadeelde zo veel mogelijk te worden gebracht in de situatie waarin hij zonder schadeveroorzakende gebeurtenis zou hebben verkeerd. Bij personenschade is dat per definitie niet mogelijk en zal een situatie moeten worden gecreëerd die het beste aansluit bij herstel in de oude toestand.
Wat betekenen deze uitgangspunten in de situatie waarin het letsel noopt tot verhuizing naar een andere woning? Wat is redelijk, en hoe en door wie dient de andere woning – soms een veel duurdere woning dan de huidige woning – te worden gefinancierd? En wat betekent het gegeven dat de benadeelde eigenaar wordt van een woning met een hogere waarde, waarover hij zonder ongeval niet zou hebben beschikt? In de rechtspraak zijn deze onderwerpen nog niet vaak aan bod gekomen en daarom ook nog niet uitgekristalliseerd. Dat maakt dat partijen voor ingewikkelde vragen en keuzes kunnen komen te staan.
In deze bijdrage gaat Petra Oskam aan de hand van de schaarse rechtspraak die er over dit onderwerp is in op diverse juridische aspecten van verhuizing als gevolg van een ongeval. Lees de hele bijdrage via onderstaande knop