De corona-maatregelen hebben niet alleen een grote impact op ons dagelijks leven, de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 april 2020 laat zien dat de beperkende corona-maatregelen ook betrokken moeten worden in de belangenafweging bij toepassing van 13b Opiumwet.
Sluitingsbevoegdheid 13b Opiumwet
Op grond van artikel 13b Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang tot sluiting van een pand als in het pand of daarbij behorende erven drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. Als een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, wordt aangenomen dat die drugs (mede) voor handelsdoeleinden aanwezig zijn. De sluiting van een pand vraagt dan nog wel om een afweging van de betrokken belangen.
Uitspraak van 22 april 2020
Waarover gaat deze Waalwijkse zaak? De politie treft in de berging van de woning van verzoekster op 30 september 2019 een flinke hoeveelheid hennep aan. Naar aanleiding van deze vondst sluit de burgemeester op 27 november 2019 de woning en bijbehorende berging. Verzoekster gaat hiertegen in bezwaar. De burgemeester verklaart het bezwaar bij besluit van 11 maart 2020 ongegrond. In de beslissing op bezwaar overweegt de burgemeester dat als de betrokkene geen onderdak kan vinden bij familie of vrienden, zij zich kan wenden tot een instelling voor (nood)opvang. Als gevolg van de beslissing op bezwaar zou de betrokkene haar woning uiterlijk 22 april 2020 moeten verlaten.
Ten tijde van de beslissing op bezwaar was corona nog niet als pandemie aangemerkt. In Nederland golden echter wel al meerdere hygiënevoorschriften. Voor Brabanders was het advies om zoveel mogelijk thuis te werken. Eén dag ná de beslissing op bezwaar werden in Nederland strengere maatregelen afgekondigd en gold ook het advies om sociaal contact te vermijden.
Had de burgemeester hierop moeten anticiperen in zijn beslissing op bezwaar? Hoewel de uitspraak van de voorzieningenrechter dit niet expliciteert, lijkt het erop dat de voorzieningenrechter deze mening is toegedaan. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester in de beslissing op bezwaar alleen in algemene zin heeft overwogen dat verzoekster gebruik kan maken van de (nood)opvang. Daarmee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende rekening gehouden met de belangen van verzoekster. De voorzieningenrechter vervolgt dat het risico van verdere verspreiding van het coronavirus beperkter is indien verzoekster in eigen woonruimte kan verblijven. Dit is kennelijk een omstandigheid die de burgemeester ook op 11 maart 2020 al in zijn belangenafweging had moeten betrekken. Gelet op het tijdstip van de beslissing van bezwaar en het feit dat Waalwijk een Brabantse gemeente is, is dit niet onbegrijpelijk. De voorzieningenrechter concludeert dat nu niet is gebleken dat er concreet specifiek voor verzoekster geschikte alternatieve woonruimte beschikbaar is, er bij afweging van de betrokken belangen doorslaggevend gewicht had moeten worden toegekend aan het belang van verzoekster om nog gedurende de periode dat in Nederland de hiervoor bedoelde beperkende maatregelen van kracht zijn in haar eigen woning te kunnen verblijven.
Overigens zullen burgemeesters bij nog niet geëffectueerde 13b-sluitingsbevelen van eerdere datum de uitbraak van het coronavirus óók in ogenschouw moeten nemen. De omstandigheden zijn door corona-beperkingen ingrijpend gewijzigd. Het ligt voor de hand dat burgemeesters nagaan of naar aanleiding hiervan de effectuering van sluitingen moet worden opgeschort.
Heeft u nog vragen over het artikel? Aarzel dan niet om contact op te nemen met Anita van den Berg.