Een jaar geleden hebben twee kantonrechters in verstekzaken tegen consumenten prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Een van de prejudiciële vragen is of de rechter bij een overeenkomst op afstand (lees: via het internet) of buiten de verkoopruimte (lees: niet online en niet in de winkel) ambtshalve moet toetsen of is voldaan aan de wettelijke informatieplichten uit de Richtlijn consumentenrechten. Ook hebben de kantonrechters gevraagd of een rechter bij een schending van de informatieplicht ambtshalve een sanctie moet opleggen. Op 12 november 2021 heeft de Hoge Raad een prejudiciële beslissing genomen op die vragen. De Hoge Raad heeft hiermee de reikwijdte van de ambtshalve toetsing van de informatieplicht verduidelijkt.
Informatieplichten in het consumentenrecht
Het consumentenrecht verplicht handelaren om bepaalde informatie te verstrekken aan de consument voordat een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte wordt gesloten. Dit heet ook wel de informatieplicht. De ratio achter de informatieplicht is dat een consument bepaalde informatie nodig heeft om te beslissen over het al dan niet overgaan tot koop. Denk bij informatie bijvoorbeeld aan de belangrijkste kenmerken van de producten of diensten, de wijze van betaling of levering, het recht op ontbinding en de (totale) prijs/kosten. De wet schrijft voor dat dergelijke informatie op een voldoende duidelijke en begrijpelijke wijze moet zijn verstrekt. De vraag of het opnemen van de informatie in de algemene voorwaarden als voldoende duidelijk en begrijpelijk wordt aangemerkt, ligt nog bij het Europese Hof van Justitie. Verder moet de handelaar de informatie binnen een redelijke termijn aan de consument verstrekken via een zogenaamde “duurzame gegevensdrager” (bijvoorbeeld een email of een factuur).
Sommige informatie wordt aangemerkt als “essentiële” informatie. Als een handelaar de essentiële informatie niet op voorhand verstrekt aan de consument, dan kan sprake zijn van een oneerlijke en misleidende handelspraktijk. Van een misleidende handelspraktijk is sprake als essentiële informatie is weggelaten en de consument een besluit heeft genomen over een overeenkomst, die zij bij volledigheid van de informatie anders niet had genomen. De consument is dan misleid en heeft het recht om de overeenkomst te vernietigen.
De prejudiciële beslissing van de Hoge Raad
Het consumentenrecht komt uit Europese Richtlijnen. Al eerder is in de rechtspraak bepaald dat de nationale rechters bepaalde richtlijnen, zoals de Richtlijn consumentenrechten, ambtshalve moeten toepassen. Dit in het kader van effectieve handhaving van de consumentenbescherming. In de prejudiciële beslissing van 12 november 2021 gaat het om de vraag of de rechter de informatieplichten ambtshalve moet toetsen en bij schending daarvan ambtshalve een sanctie moet opleggen. De Hoge Raad herhaalt het belang van uniforme toepassing van de Richtlijn consumentenrechten om een hoog beschermingsniveau voor de consument te behouden.
Toch komt de Hoge Raad tot de conclusie dat de rechter niet verplicht is ambtshalve na te gaan of aan alle informatieplichten is voldaan en aan elke schending ambtshalve een sanctie op te leggen. Het uitgangspunt is namelijk dat de Richtlijn consumentenrechten geen afbreuk mag doen aan nationale regels over de geldigheid, het ontstaan of de gevolgen van overeenkomsten. Bovendien hebben lidstaten een beoordelingsmarge voor nationale maatregelen die nodig zijn om de Richtlijn consumentenrechten te implementeren.
De Hoge Raad beslist dan ook dat ambtshalve toetsing en het ambtshalve over gaan tot sancties alleen geldt voor i) informatieplichten waaraan de wet bij niet-naleving ervan specifieke sancties verbindt en ii) de essentiële informatieplichten. Voor de overige informatieplichten geldt de ambtshalve toetsing niet. Een consument zal voor de overige informatieplichten de handelaar zelf moeten aanspreken voor een schending daarvan.
Sancties bij schending van de informatieplichten
Welke sancties legt de wet dan op bij niet-naleving van de informatieplichten? Met andere woorden, welke sancties moet een rechter ambtshalve opleggen bij schending van genoemde informatieplichten? In de prejudiciële beslissing somt de Hoge Raad de in de wet opgenomen sancties op. Als een handelaar bepaalde informatie niet (tijdig) verstrekt aan de consument kunnen de volgende wettelijke sancties gelden: de consument is bepaalde kosten niet verschuldigd, de consument is niet aansprakelijk voor waardevermindering, de ontbindingstermijn van 14 dagen wordt verlengd of de overeenkomst wordt (geheel of gedeeltelijk) vernietigd.
De sanctie van vernietiging komt onder meer terug in de regeling voor oneerlijke handelspraktijken. Daarover heeft de Hoge Raad nu beslist dat indien er sprake is van een voldoende ernstige schending van een of meer essentiële informatieplichten, de rechter verplicht is om ambtshalve een overeenkomst (die op afstand of buiten de verkoopruimte is gesloten) geheel of gedeeltelijk te vernietigingen. Bij gedeeltelijke vernietiging kan worden gedacht aan een vermindering van de betalingsverplichtingen van de consument. Wel moet de rechter de partijen, indien zij in de procedure zijn verschenen, de gelegenheid geven om zich uit te laten over het eventueel ambtshalve (geheel of gedeeltelijk) vernietigen van de overeenkomst. Verschijnt de consument niet, dan kan de rechter alleen de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen (vermindering koopprijs).
Conclusie
Uit de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad volgt dat ambtshalve toetsing, en het ambtshalve opleggen van sancties, niet geldt ten aanzien van alle informatieplichten uit de Richtlijn consumentenrechten. De verplichting tot ambtshalve toetsing geldt alleen voor i) informatieplichten waaraan de wet bij niet-naleving ervan specifieke sancties verbindt en ii) de essentiële informatieplichten. In geval van een schending daarvan, is de rechter gehouden daar sancties aan te verbinden, ook al heeft de consument daar geen beroep op gedaan.
Bij vragen, neem contact op met Isabel van Tuyll van Serooskerken of Noor de Werd.