In haar uitspraak van 24 april 2019 heeft de Afdeling een nieuwe lijn ingezet voor wat betreft de rechtsbescherming bij gedoogbeslissingen (ECLI:NL:RVS:2019:1356). In het kader van deze zaak heeft de Afdeling advocaat-generaal Widdershoven gevraagd om een conclusie te nemen. Lees de conclusie hier.
Tot op heden was de rechtspraak van de Afdeling over de rechtsbescherming tegen beslissingen over het al dan niet gedogen van een activiteit complex. Daardoor was het voor de gedoogde, de verzoeker om een gedoogbeslissing of voor derden die tegen het gedogen van de activiteit waren vaak niet duidelijk of zij konden opkomen tegen een dergelijke beslissing. In het algemeen gold dat tegen positieve beslissingen (de activiteit werd gedoogd) voor een derde wél, en tegen negatieve beslissingen (voor de verzoeker die wenste te worden gedoogd of de gedoogde) géén rechtsbescherming bij de bestuursrechter openstond.
De Afdeling heeft in deze uitspraak een nieuwe koers uitgezet met betrekking tot de rechtsbescherming tegen gedoogbeslissingen. Daarmee schept de Afdeling meer duidelijkheid. Zij vaart daarmee een andere koers dan de advocaat-generaal heeft geadviseerd.
Wat is de nieuwe lijn van de Afdeling?
De nieuwe lijn kan als volgt worden samengevat:
- de gedoogbeslissing, de weigering een gedoogbeslissing te nemen en de intrekking van een gedoogbeslissing zijn géén besluiten in de zin van de Awb en kunnen daarmee ook niet gelijkgesteld worden;
- tegen deze beslissingen staat dus geen bezwaar en beroep (meer) open;
- slechts in “zeer uitzonderlijke gevallen” moet worden afgeweken van deze benadering;
- tot op heden is in de jurisprudentie slechts één geval als “zeer uitzonderlijk” aangemerkt. Dat betreft het geval waarin de intrekking van een gedoogbeslissing leidt tot een grotere kans op vrijheidsontneming door strafvervolging (ABRvS 9 maart 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP7160, lees die uitspraak hier).
Gevolgen van de nieuwe lijn
De Afdeling onderstreept dat de gewijzigde lijn niet voor een inhoudelijke vermindering van de rechtsbescherming zorgt, omdat er alternatieve routes bestaan om rechtsbescherming te verkrijgen. Zo kan een aanvraag om een vergunning (of andere rechtens noodzakelijke publiekrechtelijke toestemming) worden ingediend of kan handhaving worden uitgelokt. Ook een derde kan bij het betreffende bestuursorgaan om handhaving verzoeken. Via deze wegen kan een besluit (of daarmee gelijkgestelde beslissing) worden uitgelokt, waartegen wél rechtsmiddelen openstaan.
Relevantie voor de praktijk
Krijgt u te maken met een gedoogbeslissing, een weigering om te gedogen of de intrekking van een gedoogbeslissing, dan is het van belang dat tegen deze beslissing (behoudens in “zeer uitzonderlijke gevallen”) geen rechtsmiddelen openstaan. In dat geval zijn andere trajecten, zoals de vergunningaanvraag of het uitlokken van een handhavingstraject mogelijke wegen om rechtsbescherming te verkrijgen.
Voor vragen hierover kunt u contact opnemen met Jutta Wijmans.