Afbreken van onderhandelingen mag!
Een bespreking van het arrest van de Hoge Raad van 29 februari 2008 (LJN: BC1855)
In zijn arrest van 29 februari jl. maakt de Hoge Raad wederom duidelijk dat het afbreken van onderhandelingen niet snel tot aansprakelijkheid van de afbrekende partij leidt. In het verleden bestond het beeld dat een partij na het afbreken van onderhandelingen succesvolle schadeclaims kon verwachten. In dit arrest wordt echter duidelijk dat alleen als een partij in een ver gevorderd stadium van onderhandelingen de onderhandelingen abrupt stopt, een beperkte vergoeding van de direct gemaakte kosten dient te worden betaald.
Juridisch kader rond het afbreken van onderhandelingen
Al medio vorige eeuw heeft de Hoge Raad bepaald dat partijen die met elkaar in onderhandeling treden, in een 'bijzondere, door de goede trouw beheerste rechtsverhouding' komen te staan. Dit betekent dat partijen zich niet alleen door hun eigen belang mogen laten leiden, maar ook rekening dienen te houden met 'gerechtvaardigde belangen' van de wederpartij (HR 21 januari 1966, NJ 1966/183). Dit heeft onder andere tot gevolg dat een partij de vrijheid kan missen om onderhandelingen af te breken. In het in 1982 gewezen arrest 'Plas-Valburg' (HR 18 juni 1982, NJ 1983/723) heeft de Hoge Raad de aanzet gegeven voor de criteria die hiervoor gelden. Hiertoe onderscheidde de Hoge Raad drie stadia:- partijen zijn net met elkaar in onderhandeling getreden. Het afbreken ervan is in dat geval niet onrechtmatig;
- partijen zijn in een vergevorderd stadium van onderhandelen. Als de onderhandelingen in een dergelijke situatie eenzijdig werden afgebroken, kon de afbrekende partij onder omstandigheden verplicht zijn het 'negatieve contractsbelang' te vergoeden. Dit zijn de kosten die bij de onderhandelingen zijn gemaakt, zoals advocaatkosten of kosten van een due diligence-onderzoek. Als vuistregel kon worden gehanteerd dat hiervan sprake was, als partijen op enkele hoofdpunten overeenstemming hebben en één van de partijen de onderhandelingen abrupt afbreekt;
- partijen hebben de onderhandelingen vrijwel afgerond. Als partijen op alle hoofdpunten overeenstemming hadden bereikt of op het punt staan deze te bereiken en de onderhandelingen werden eenzijdig afgebroken, dan diende zowel het positieve als het negatieve contractsbelang te worden vergoed. Het positieve contractsbelang zou worden toegewezen als aannemelijk is dat bij voortzetting van de onderhandelingen een overeenkomst tot stand zou zijn gekomen. Het positieve contractsbelang omvat de gederfde winst.
De feiten
Shell en bedrijf 'X' hebben een aantal maanden onderhandelingen gevoerd omtrent de aankoop door X van alle aandelen in een BV van Shell, welke BV tankstations exploiteert van Avia-exploitanten. Hiertoe hebben partijen op 11 mei 1999 een intentieovereenkomst getekend, met aangehecht een in detail uitgewerkte koopovereenkomst. Tevens hadden Shell en X in de intentieovereenkomst een bepaling opgenomen waarin zij de koopprijs bepaalden op € 21 mln., onder voorbehoud van de uitkomst van een due diligence-onderzoek. Vervolgens is het due diligence-onderzoek gehouden. Dit onderzoek heeft ertoe geleid dat de koopprijs naar beneden diende te worden afgesteld. Hierna vond tussen Shell en X de volgende correspondentie plaats:- op 6 juli 1999 deelt Shell aan X mede dat de vraagprijs voor de aandelen € 19,2 mln. is;
- op 7 juli 1999 biedt X € 19 mln.;
- op 14 juli 1999 laat Shell weten de vraagprijs van € 19,2 mln. te handhaven;
- op 16 juli 1999 laat X weten dat haar 'na telefonisch overleg met Shell' is gebleken dat de vraagprijs van Shell van 14 juli 1999 € 19 mln. had moeten zijn. X accepteert deze vraagprijs van € 19 mln.;
- diezelfde dag laat Shell aan X weten dat de vraagprijs nog steeds € 19,2 mln. is. Shell laat tevens weten dat zij verder onderhandelen niet meer zinvol acht en als beëindigd beschouwt;
- op 19 juli 1999 laat X desalniettemin aan Shell weten dat zij de vraagprijs van € 19,2 mln. accepteert.