Onlangs is het thuiswerkadvies in verband met de coronacrisis opgeheven. Veel bedrijven verlangen echter niet van werknemers dat zij volledig terugkeren naar de werkvloer maar kiezen voor hybride werkvormen. Het is nu in de eerste plaats aan de werkgever om hierin keuzes te maken. Daar komt op korte termijn waarschijnlijk verandering in. Werknemers krijgen meer zeggenschap over de plek waar vandaan gewerkt wordt.
Wet flexibel werken
Een werknemer kan nu op grond van de Wet flexibel werken (Wfw) een verzoek indienen bij de werkgever tot aanpassing van de arbeidsduur, werktijd of arbeidsplaats. Daarvoor is vereist dat de werknemer ten minste 26 weken bij de werkgever in dienst is en bij de werkgever ten minste 10 werknemers werken.
De werkgever kan een verzoek tot wijziging van de arbeidsduur of werktijd alleen afwijzen op basis van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Dit ligt anders voor een verzoek tot wijziging van de arbeidsplaats, zoals het verzoek om één of meer dagen per week thuis te werken. Bij een dergelijk verzoek heeft de werkgever de verplichting om het verzoek ‘in overweging te nemen’. Voor afwijzing van het verzoek is het hebben van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen geen vereiste. Dit betekent in de praktijk dat een werknemer momenteel weinig zeggenschap heeft over zijn arbeidsplaats.
Wetsvoorstel: Wet werken waar je wilt
In januari 2021 werd het initiatiefwetvoorstel ‘Wet werken waar je wilt’ ingediend bij de Tweede Kamer. De indieners stellen voor om de Wfw te wijzigen door te bepalen dat een verzoek om aanpassing van de arbeidsplaats op eenzelfde wijze behandeld zal worden als een verzoek tot wijziging van de arbeidsduur of werktijd.
Dit zou in de praktijk tot gevolg hebben dat de werkgever een verzoek van de werknemer om thuis te werken alleen af zou kunnen wijzen wanneer hij een beroep kan doen op zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Hierdoor zou een verzoek van de werknemer als uitgangspunt moeten worden toegewezen, tenzij de werkgever goede gronden heeft voor een afwijzing.
SER-advies hybride werken
De SER heeft onlangs geadviseerd om een verzoek van de werknemer om (deels) vanuit huis te mogen werken, te gaan toetsen op grond van de maatstaf van redelijkheid en billijkheid. Dit criterium lijkt de werkgever een ruimere weigeringsbevoegdheid te geven dan genoemd wetsvoorstel. Volgens de SER behoort volgens dit criterium een werkgever het verzoek van de werknemer om thuis te mogen werken in te willigen, tenzij de werkgever een zodanig belang heeft dat het verzoek van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Dit hoeft dus geen ‘zwaarwegend’ belang te zijn. De SER raadt aan dit in het wetsvoorstel ‘Wet werken waar je wilt’ te verwerken.
Op dit moment biedt de Wfw reeds de mogelijkheid om op basis van collectieve afspraken met de ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging of cao af te wijken van de wet. Wanneer partijen van deze mogelijkheid gebruik maken wordt een verzoek van de werknemer om thuis te mogen werken beoordeeld op basis van deze afspraken. De SER moedigt het maken van collectieve afspraken op dit punt aan. In het kader hiervan zouden aan werknemer dus verdergaande rechten kunnen worden toebedeeld om te bepalen waar zij werken.
Meer zeggenschap, maar geen ‘recht’ op thuiswerken
Wanneer het SER-advies door de wetgever gevolgd wordt, zal de werkgever een verzoek van de werknemer om thuis te mogen werken niet zomaar meer mogen weigeren. Voor dit voorstel lijkt politieke steun te bestaan. De initiatiefnemers van het wetsvoorstel ‘Wet werken waar je wilt’ hebben al aangekondigd het advies van de SER te gaan verwerken. Hiermee krijgen werknemers meer zeggenschap over de arbeidsplaats. Van een wettelijk recht op thuiswerken zal echter geen sprake zijn. Wel zal er ruimte voor maatwerk zijn binnen ondernemingen.