Grensoverschrijdende fusie rechtsgeldig
Op 29 januari jl. heeft de Amsterdamse kantonrechter een grensoverschrijdende fusie tussen een Duitse verkrijgende GmbH en een Nederlandse verdwijnende BV rechtsgeldig geacht.
De kantonrechter breekt hiermee met de tot voor kort algemeen aanvaarde opvatting dat volgens Nederlands recht een grensoverschrijdende fusie niet zou zijn toegestaan. Deze beslissing is vooral gebaseerd op én in lijn met recente Europese rechtspraak, het zogenaamde SEVIC-arrest van eind 2005. Hierin oordeelde het Europese Hof van Justitie dat de categorische weigering om een grensoverschrijdende fusie in te schrijven in het handelsregister in strijd is met het vrije vestigingsrecht van artikelen 43 en 48 EG-verdrag. Wel mochten lidstaten volgens het Hof beperkingen stellen aan grensoverschrijdende fusies, indien de belangen van werknemers, crediteuren of minderheidsaandeelhouders dit vergden.
Op korte termijn zal de grensoverschrijdende fusie voor kapitaalvennootschappen (lees: NV's en BV's en daaraan soortgelijke buitenlandse vennootschappen) zelfs een Nederlandse wettelijke basis krijgen ter implementatie van de Europese Richtlijn betreffende grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen. Uiterlijk op 15 december 2007 moet deze richtlijn zijn geïmplementeerd in de Nederlandse wet. Sinds januari 2007 is hiertoe een wetsvoorstel aanhangig bij de Tweede Kamer. Hierin wordt in beginsel alleen de grensoverschrijdende fusie van de BV en NV geregeld.
De weg ligt dus open voor grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen.
Voor grensoverschrijdende fusies tussen andere rechtsvormen en grensoverschrijdende splitsingen lijkt dit op dit moment moeilijker te liggen, hoewel het vrije vestigingsrecht van artikelen 43 en 48 EG-verdrag (in lijn met het SEVIC-arrest) hiervoor toch aanknopingspunten lijkt te bieden. In dit kader is van belang dat de minister van Justitie Hirsch Ballin bij de behandeling van het wetsvoorstel van de grensoverschrijdende fusie op 8 mei jl. aangaf dat een grensoverschrijdende fusie tussen andere rechtspersonen mogelijk is (al dan niet op basis van het SEVIC-arrest), als de rechtshandeling wordt erkend door de wetgeving van de landen waar de fuserende vennootschappen gevestigd zijn. Daarbij meent de minister dat het SEVIC-arrest géén rechtstreeks recht op grensoverschrijdende splitsing inhoudt. Het is nog maar de vraag of het Europese Hof van Justitie in de toekomst deze uitleg van onze minister zal volgen.