First Judgment Regarding European Design Law: Focus on Freedom of the Designer
28 May 2010
Eerste arrest over Europees modellenrecht: vrijheid van de ontwerper staat centraal
Gerecht van Eerste Aanleg van de Europese Unie 18 maart 2010, zaak nr. T-9/07, www.curia.europa.eu
Gemeenschapsmodel
Sinds 2003 bestaat het zogenaamde Gemeenschapsmodel, een Europees modelrecht waarmee in één keer in alle Lidstaten van de Europese Unie bescherming kan worden verkregen voor 'tekeningen en modellen van nijverheid'. Onderwerp van die bescherming is het uiterlijk van een tweedimensionaal (tekening) of een driedimensionaal (model) gebruiksvoorwerp. In navolging van het Gemeenschapsmerk, de pan-Europese bescherming voor handelsmerken die in 1996 haar intrede deed, is ook het Gemeenschapsmodel bijzonder succesvol: sinds de introductie in 2003 heeft het Europese Merken- en Modellenbureau, het Bureau voor Harmonisatie binnen de Interne Markt ('BHIM') ongeveer 400.000 modelregistraties verricht. Kort gezegd beschermt een modelregistratie de houder tegen 'namaak' van het model.
Het Gerecht van Eerste Aanleg ('GEA') heeft nu voor het eerst sinds de invoering van de Europese modelbescherming arrest gewezen over dit onderwerp, en daarmee meer invulling gegeven aan een aantal begrippen uit de Europese Modellenverordening ('GmVo'). De casus was als volgt.
Modeldepots voor 'rappers'
PepsiCo, de internationaal bekende fabrikant van softdrinks, deponeert op 23 juli 2003 een model dat wordt ingeschreven in de categorie 'reclamemateriaal voor spellen'. Het betreft een zogenaamde 'tazo' (Spaans) of 'rapper' (Engels), een soort Flippo die aan met name chipsverpakkingen wordt toegevoegd. Het depot wordt op16 november 2003 ingeschreven. De Spaanse onderneming Grupo Promer Mon Graphic maakt daarop bezwaar tegen de inschrijving van Pepsi, en vordert de nietigverklaring van het depot bij het BHIM. Deze vordering baseert Grupo Promer op haar eigen modeldepot van 8 juli 2003, ingeschreven op 1 november 2003, voor een 'metalen schijfje voor spellen' - ook een rapper. Het model van Pepsi ontbeert de voor een modelinschrijving vereiste nieuwheid en bovendien is haar recht ouder, aldus Grupo Promer. De nietigheidsafdeling van het BHIM verklaart in eerste instantie het model van Pepsi nietig, maar de Kamer van Beroep van het BHIM draait die beslissing terug: het model van Pepsi is niet in strijd met het model van Grupo Promer omdat het model een 'andere algemene indruk' wekt bij de geïnformeerde gebruiker. Omdat op grond van artikel 10 lid 1 GmVo alleen modellen die geen andere algemene indruk wekken inbreuk maken op het model, is er geen sprake van inbreuk en kunnen de modellen van Pepsi en Grupo Promer gewoon naast elkaar bestaan - zo oordeelt de Kamer van Beroep.
Oordeel Gerecht van Eerste Aanleg
Grupo Promer gaat daarop in beroep bij het Gerecht van Eerste Aanleg. Het Gerecht wijst er op dat bij de vraag of een andere algemene indruk wordt gewekt rekening moet worden gehouden met de mate van vrijheid die de ontwerper van het model heeft gehad (artikel 10 lid 2 GmVo). Als deze vrijheid beperkt was, volstaan kleine verschillen tussen de modellen om een andere algemene indruk te kunnen wekken (en is er dus geen sprake van inbreuk). Ten aanzien van de rappers had de Kamer van Beroep van het OHIM geoordeeld dat de vrijheid van de ontwerper ervan sterk beperkt is: alle rappers zijn platte plastic of metalen schijfjes waarop afbeeldingen in kleur kunnen worden gedrukt en die in het midden bol zijn, zodat er een geluid wordt geproduceerd als op het midden van de schijf wordt gedrukt. Zonder deze kenmerken zou een rapper weinig kans maken om op de markt te worden aanvaard. Het Gerecht volgt deze vaststelling van de Kamer van Beroep, en gaat er dus vanuit dat de vrijheid van de ontwerpers van de rappers erg beperkt is. De vraag is dan hoe de modellen van Pepsi en Grupo Promer moeten worden vergeleken om te bepalen of ze naast elkaar kunnen bestaan. Het Gerecht oordeelt in dat verband dat de geïnformeerde gebruiker af zal gaan op de elementen van het model 'die willekeurig zijn of afwijken van de norm' en niet op de elementen die kenmerkend zijn voor een rapper in het algemeen. Vervolgens vergelijkt het Gerecht de rappers van Pepsi en Grupo Promer op vijf verschillende punten waar de ontwerper wèl vrij was om keuzes te maken. Daarbij komt het tot de conclusie dat de verschillen op deze punten te klein zijn om te kunnen spreken van een 'andere algemene indruk' bij de geïnformeerde gebruiker. De beslissing van de Kamer van Beroep wordt dan ook vernietigd, en het modeldepot van Pepsi is dus alsnog nietig gebleken.
Conclusie
Dit arrest van het Gerecht sluit inhoudelijk aan bij de rechtspraak die we kennen uit andere terreinen van het intellectueel eigendomsrecht die het uiterlijk en de vormgeving van producten beschermen. Kort gezegd geldt dat op de punten waarop het mogelijk is afstand te nemen van andere, al bestaande producten, je dat als ontwerper ook moet doen. Gebeurt dat niet, dan is er sprake van inbreuk. Sinds het arrest van het Gerecht weten we dat dit ook geldt voor het Europese modellenrecht.