Gerechtshof Den Haag 20 februari 2018
De verzekerde heeft bij een claim op zijn woonhuis- en inboedelverzekering onjuiste informatie verstrekt. In de polisvoorwaarden is bepaald dat de verzekeraar het recht heeft na vaststelling van de schade naar herbouwwaarde eerst een uitkering te doen van 50% van de naar herbouwwaarde berekende schadevergoeding. De uitkering van het eventuele restant zal plaatsvinden nadat herstel of herbouw is voltooid. In 2013 is er na hevige regenval twee keer lekkage ontstaan in het souterrain van de woning. Bij de melding van de eerste schade heeft de verzekerde een herstelofferte gevoegd van EUR 909,95. De tweede schade is in opdracht van de verzekeraar hersteld. Ten aanzien van de eerste schade heeft de verzekeraar in eerste instantie 50% vergoed. Kort daarna heeft de verzekerde per e-mail verzocht om betaling van het restant. Hij had een screenshot bijgevoegd van een betaalopdracht. De betaling heeft echter niet plaatsgevonden en de herstelwerkzaamheden zijn nooit uitgevoerd. De verzekeraar heeft de verzekering eenzijdig beëindigd. Daarnaast is de verzekerde opgenomen in de relevante frauderegisters.
Volgens het hof is sprake van het verstrekken van onjuiste informatie met het opzet de verzekeraar te misleiden. Voor de registratie in de gebeurtenissenregistratie en het incidentenregister van de verzekeraar is voldoende grond. De verzekeraar heeft de registratie in het externe verwijzingsregister van CIS inmiddels laten verwijderen en heeft toegezegd ook de registratie bij het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit te verwijderen. De beëindiging van de verzekeringsovereenkomst is echter onterecht. Voor beëindiging geldt een proportionaliteitstoets (art. 7:940 lid 3 BW). De verstrekkende maatregel is, bezien in het licht van alle relevante feiten en omstandigheden, niet evenredig aan de zwaarte van de onderhavige gebeurtenis. Er is sprake van een eenmalig incident en de verzekerde is circa 20 jaar verzekerd geweest bij de verzekeraar. Toen hij om nadere uitleg werd gevraagd heeft de verzekerde verteld wat er is gebeurd. Ook is daadwerkelijk sprake van schade, waarvan de omvang niet in geschil is. Tot slot is van belang dat de verzekerde bij het afsluiten van een nieuwe verzekering zal moeten melden dat hem verzekeringen zijn opgezegd, wat het verkrijgen van een nieuwe verzekering lastig maakt. De verzekeraar heeft niet genoegzaam toegelicht waarom direct is overgegaan tot de zwaarste mogelijkheid.
Art. 7:940 lid 3 BW kent een proportionaliteitstoets. De verzekeraar kan slechts tussentijds opzeggen op in de overeenkomst vermelde gronden welke van dien aard zijn dat gebondenheid aan de overeenkomst niet meer van de verzekeraar kan worden gevergd. Het hof concludeert in deze uitspraak dat de verzekeraar zorgvuldig moet overwegen of de omstandigheden voldoende ernstig zijn en dat zij moet nagaan of in redelijkheid geen minder ingrijpende maatregel kan worden gevonden.
Wilt u hier meer over weten, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen.
Klik hier voor de uitspraak:
Verzekering onterecht beëindigd ondanks opzettelijke misleiding
Verzekering onterecht beëindigd ondanks opzettelijke misleiding
20 juni 2019