Gerechtshof Den Haag 25 september 2018
Deze zaak is het vervolg op HR 18 september 2015 (ECLI:NL:HR:2015:2741). Na terugverwijzing oordeelt het hof dat (i) de vordering op de Bank niet verjaard is en (ii) de Bank haar zorgplicht richting twee bij de rekening van A betrokken derden geschonden heeft, door hen niet te informeren over het beëindigen van de relatie met A.
De betreffende derden (X en Y) waren tekeningsbevoegd met betrekking tot een subrekening bij de hoofdrekening van A. De Bank heeft de relatie met A beëindigd omdat er onregelmatigheden door A geconstateerd waren, maar heeft X en Y daar niet over geïnformeerd. X en Y achten dat kwalijk. Het hof oordeelt dat X en Y niet over de onregelmatigheden geïnformeerd hoefden te worden, omdat de Bank niet wist of X en Y ook bij de onregelmatigheden betrokken waren en daarom verplicht was tot geheimhouding (art. 19 Wet melding ongebruikelijke transacties). De Bank had echter wel moeten melden dat de relatie met A werd beëindigd, nu ook de subrekeningen waarvoor X en Y tekeningsbevoegd waren opgeheven werden.
Kortom: een bank hoeft derden die bij een (sub)rekening van een frauderend cliënt betrokken zijn niet over het (vermoeden van) fraude te informeren, maar moet hen wel inlichten indien een rekening waarbij zij betrokken zijn wordt opgeheven.
In dit concrete geval leidt het verzuim om X en Y (tijdig) in te lichten tot het aannemen van kansschade, omdat achteraf niet vast te stellen valt hoe X gehandeld zou hebben als zij wel over de opheffing van de rekening geïnformeerd zou zijn. Het hof schat de kans dat X anders gehandeld zou hebben op 25% en veroordeelt de Bank daarom tot vergoeding van 25% van de schade.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen.
Klik hier voor de uitspraak:
Kansschade bij niet-nakoming zorgplicht bank
Kansschade bij niet-nakoming zorgplicht bank
11 oktober 2018