Hoge Raad 12 oktober 2018
In dit arrest verduidelijkt de Hoge Raad het eerdere arrest B/Dexia. De eiser is in 2000 een leaseovereenkomst aangegaan met Dexia. Daarbij was X betrokken als tussenpersoon. Niet in geschil is dat Dexia de op haar rustende zorgplicht jegens eiser heeft geschonden. De tussenpersoon beschikte niet over de vereiste vergunning.
In het arrest B/Dexia heeft de Hoge Raad beslist dat de billijkheid in dat geval in beginsel vereist dat de vergoedingsplicht die op de aanbieder rust geheel in stand blijft. De omstandigheid dat de aanbieder het effectenleaseproduct verkocht terwijl hij wist of behoorde te weten dat de tussenpersoon niet beschikte over de juiste vergunning wordt hem zwaar aangerekend. Van eigen schuld is geen sprake. In deze zaak was het hof van deze regel afgeweken, onder meer omdat anders sprake zou zijn van een onwenselijk verschil met afnemers die gebonden zijn aan de Duisenberg-regeling. Volgens de Hoge Raad was dat onterecht.
De eiser was niet gebonden aan de regeling omdat hij tijdig een ‘opt-outverklaring’ had uitgebracht. De verbindendverklaring van een WCAM-overeenkomst kan volgens de Hoge Raad geen grond opleveren voor een bepaalde rechtsuitleg. Het staat een afnemer vrij om een opt-outverklaring uit te brengen en de rechter moet zich in dit geval laten leiden door het geldend recht.
Wilt u hier meer over weten? Neem dan contact op met Mark Wisse (Mark.wisse@kvdl.com)
Klik hier voor de uitspraak:
Hoge Raad: afwijking van Dexia-rechtspraak onterecht
Hoge Raad: afwijking van Dexia-rechtspraak onterecht
23 oktober 2018