Privilege and right of Attachment of Tax Authorities Reinforced as of 1 January 2013
15 January 2013
Bodem(voor)recht fiscus per 1 januari 2013 versterkt
Wetswijziging
Op 1 januari 2013 is artikel 22bis aan de Invorderingswet 1990 toegevoegd. Artikel 22bis voorziet in een versterking van het bodemrecht van de fiscus. Deze maatregel moet de staatskas EUR 100.000.000,- opleveren, maar gaat ten koste van de rechten van de bezitloos pandhouder (kredietverstrekkers), financial leasemaatschappijen en van de leverancier met een eigendomsvoorbehoud.
Bodemrecht
De fiscus heeft al lange tijd vergaande bevoegdheden als het gaat om de invordering van belastingschulden. Zo heeft de fiscus voor bepaalde zakelijke belastingen, bijvoorbeeld omzetbelasting en loonbelasting, een verhaalsrecht op zaken die zich op de bodem van de belastingschuldige bevinden. Dit betreffen de zogenaamde bodemzaken. Men spreekt daarom in dit verband van het bodemrecht van de Fiscus. Het moet ingevolge art. 22 van de Invorderingswet 1990 wel gaan om - kort gezegd - inventariszaken die bedoeld zijn om zich blijvend op de bodem van de belastingschuldige te bevinden (denk aan tafels, stoelen, machines, computers, servers, koffiezetapparaten etc.). Dit verhaalsrecht gaat zelfs boven rechten van derden op dergelijke zaken, indien zulke derden een eigendomsrecht op een dergelijke zaak hebben waar tevens een zekerheidselement aan zit. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan het recht op een zaak van de leverancier die de zaak heeft geleverd onder eigendomsvoorbehoud en het recht van de financial leasemaatschappij. Het verhaalsrecht gaat niet boven reële eigendom van een derde.
Bodemvoorrecht
Daarnaast heeft de Fiscus ingevolge art. 21 lid 2 van de Invorderingswet 1990 een voorrecht op de goederen van de belastingschuldige die zich op de bodem bevinden. Het bodemvoorrecht gaat vóór de pandhouder – bijvoorbeeld een bank – die een pandrecht heeft op roerende zaken, terwijl deze zaken nog in bezit van de pandgever – bijvoorbeeld de leningnemer – zijn. Zo’n recht wordt ook aangeduid als bezitloos pandrecht. Het voorrecht van de fiscus komt in rangorde na o.a. vuistpand en hypotheek.
Achtergrond van de wetswijziging
In de praktijk wordt al jaren de discussie gevoerd of de bevoegdheden van de fiscus niet te ver gaan. De overheid achtte deze bevoegdheden juist ontoereikend. De fiscus viste meer dan eens achter het net omdat pandhouders en leveranciers met een eigendomsvoorbehoud hem te snel af waren. Leveranciers haalden hun onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken weg, en houders van een bezitloos pandrecht zetten hun recht om in een vuistpandrecht zodra hun schuldenaar in problemen dreigde te komen. Wanneer de zaken van de bodem van de belastingschuldige verwijderd zijn, gaat het bodem(voor)recht van de fiscus niet meer op.
Art. 22bis Invorderingswet: verplichte mededeling
De wetswijziging betekent, als het aan de overheid ligt, het einde van de geschetste praktijken. Art. 22bis schrijft voor dat houders van pandrechten of overige derden die geheel of gedeeltelijk recht hebben op een bodemzaak, verplicht zijn om hun voornemen om ten aanzien van de bodemzaak hun rechten uit te oefenen aan de ontvanger kenbaar te maken door een mededeling daarvan.
Termijn van 4 weken
Gedurende vier weken na de mededeling mag de pandhouder of deze andere derde zijn rechten op de bodemzaak niet uitoefenen. De pandhouder of derde kan pas overgaan tot uitoefening van zijn rechten als de ontvanger heeft laten weten geen gebruik te zullen maken van zijn bodem(voor)recht, ofwel in het geheel niets van zich heeft laten horen. Art. 22bis geeft de fiscus aldus de mogelijkheid om ongestoord gebruik te maken van de rechten die artikel 21 en 22 Invorderingswet 1990 hem bieden.
Als de pandhouder en de derde-eigenaar zich niet aan de mededelingsplicht of de vier weken wachttermijn houdt, is hij in overtreding. Art. 22bis voorziet in dit geval in sancties die erop neerkomen dat de pandhouder of andere derde gehouden is de executiewaarde van de bodemzaak aan de fiscus te vergoeden.
Gevolgen en conclusie
De gevolgen van de geschetste wetswijziging zijn verstrekkend. De positie van de houders van een pandrecht , financial leasemaatschappijen en van leveranciers met een eigendomsvoorbehoud verslechtert drastisch. De voorsprong die zij onder het oude recht ontleenden aan snel en adequaat optreden, wordt met de wetswijziging op gekunstelde wijze teniet gedaan. Te verwachten resultaat is dat het verkrijgen van krediet hierdoor wordt bemoeilijkt, zeker wanneer de belangrijkste activa van de leningnemer bestaan uit bodemzaken.