Is een afvloeiingsregeling een beloningsregeling in de zin van artikel 27 WOR?
Een bespreking van de uitspraak van de Kantonrechter te Haarlem van 16 november 2009
De werkgever (in de Wet op de Ondernemingsraden (hierna: WOR) wordt gesproken over de ondernemer) heeft op grond van artikel 27 lid 1 sub c of e van de WOR de instemming van de Ondernemingsraad (OR) nodig indien hij een besluit neemt tot vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van beloningssystemen of op het gebied van ontslagbeleid. In deze uitspraak ging het om de vraag of een afvloeiingsregeling vastgesteld door de werkgever voor een bepaalde groep binnen de onderneming werkzame functionarissen kon worden beschouwd als een regeling in de zin van artikel 27 lid 1 sub c of e van de WOR. De werkgever was van mening dat hij de regeling zonder de instemming van de OR mocht vaststellen.
Feiten
De Raad van Commissarissen van werkgever heeft begin 2008 een regeling in het leven geroepen om te voorkomen dat een aantal sleutelfunctionarissen de onderneming verlaat of wordt weggekocht in verband met de voorgenomen privatisering van de onderneming. Aan de arbeidsovereenkomsten van 18 zogenoemde sleutelfunctionarissen is daarom een additionele bepaling (hierna: de regeling) als addendum toegevoegd. Volgens de regeling kan de werknemer van wie de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt opgezegd binnen 24 maanden na een "change of control", (zonder dat de werknemer verwijtbaar heeft gehandeld), aanspraak maken op een extra schadeloosstelling bovenop de al in de arbeidsovereenkomst opgenomen afvloeiingsregeling. Van een "change of control" kan sprake zijn in geval van een nieuwe (minderheids)aandeelhouder met een aanmerkelijk belang. De Centrale Ondernemingsraad (hierna: COR) heeft de nietigheid van het besluit tot vaststelling van de regeling ingeroepen omdat voor de regeling geen instemming aan de COR was gevraagd. Vervolgens heeft de COR in augustus 2008 de bemiddeling van de bedrijfscommissie ingeroepen. De bedrijfscommissie heeft in oktober 2008 geoordeeld dat het slechts gaat om de puur juridische vraag of er al dan niet sprake is van een regeling in de zin van artikel 27 WOR, zodat voor bemiddeling geen plaats was. De COR heeft zich uiteindelijk tot de Kantonrechter te Haarlem gewend. Volgens de COR was sprake van een voorgenomen besluit tot vaststelling van een beloningsregeling of tot vaststelling van een regeling op het gebied van het ontslagbeleid waarvoor instemming had moeten worden gevraagd. Het gaat volgens de COR om een groep van 18 in de onderneming werkzame personen (zogenaamde sleutelfunctionarissen). De regeling schept nieuwe verhoudingen tussen groepen werknemers binnen de onderneming. Bovendien is de regeling gelet op de tekst ervan voor herhaling vatbaar. Volgens de werkgever was geen sprake van een regeling in de zin van artikel 27 WOR; het betreft een arbeidsrechtelijke afspraak over een extra schadeloosstelling voor 18 individuele werknemers (van de in totaal 14.600 werknemers), en dus geen besluit van algemene strekking dat voor herhaalde toepassing vatbaar is. Het betreft ook niet een wijziging van een bestaand systeem of bestaand beleid op het gebied van secundaire arbeidsvoorwaarden. Bovendien was volgens de werkgever geen sprake van een voldoende omlijnde groep van in de onderneming werkzame personen in de zin van artikel 27 van de WOR.Oordeel kantonrechter
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een beloningsregeling in de zin van artikel 27 lid 1 sub c van de WOR of van een besluit betreffende de vaststelling van een ontslagbeleid in de zin van artikel 27 lid 1 sub e van de WOR. De kantonrechter heeft daarbij in aanmerking genomen dat de betreffende sleutelfunctionarissen werkzaam waren op verschillende afdelingen en op verschillende niveaus binnen de onderneming. Binnen die afdelingen waren ook functionarissen werkzaam aan wie de regeling niet was aangeboden. Daarom kon niet worden gesproken van een min of meer omlijnde groep personen voor wie een regeling in het leven was geroepen. Volgens de kantonrechter is dus geen sprake van een regeling die ziet op een groep in de onderneming werkzame personen in de zin van artikel 27 van de WOR. De regeling valt volgens de kantonrechter daarmee buiten de werkingssfeer van artikel 27 van de WOR.Tips:
- Indien sprake is van een regeling die betrekking heeft op een relatief kleine groep werknemers die geen min of meer omlijnde groep vormen, wordt de regeling niet aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 27 van de WOR. In deze casus speelde volgens de kantonrechter een belangrijke (en daarmee doorslaggevende) rol dat de 18 werknemers op verschillende afdelingen werkzaam waren en op verschillende niveaus binnen de onderneming.
- De Ondernemingsraad kan zijn standpunten en voorstellen ten aanzien van een dergelijke regeling wel aan de werkgever kenbaar maken op grond van artikel 23 van de WOR.