Mag een assurantietussenpersoon afgaan op een mededeling van haar opdrachtgever?
Gerechtshof Den Haag 22 februari 2022
Eind 2018 ontstaat brand in een afvalcontainer van afhaalrestaurant A. De brandverzekeraar van A weigert echter dekking, omdat de afvalcontainer – in strijd met de horecaclausule – niet minimaal 5 meter uit de gevel was gezet. A – die dus met lege handen komt te staan – probeert in deze procedure zijn schade te verhalen op zijn (voormalig) assurantietussenpersoon X. A stelt zich op het standpunt dat de assurantietussenpersoon zijn zorgplicht tegenover hem heeft geschonden. A verwijt de assurantietussenpersoon onder andere dat hij niet goed heeft doorgevraagd over de handelwijze van A ten aanzien van de container. Indien de assurantietussenpersoon dat wel zou hebben gedaan, zou zijn gebleken dat het niet mogelijk was om de container 5 meter uit de gevel te plaatsen.
Dit arrest is enigszins vergelijkbaar met een arrest van de Hoge Raad van 13 april 2012 ECLI:NL:HR:2012:BV6693. In dat arrest heeft een verzekerde door bemiddeling van de bank als haar assurantietussenpersoon haar huurdersbelang, inventaris en voorraad van haar meubelmakerij verzekerd bij verzekeraar Y. Verzekerde en verzekeraar Y hebben – net zoals in dit geval aan de orde is – preventieafspraken gemaakt. Daaruit bleek duidelijk welke maatregelen de verzekerde moest nemen en wat de gevolgen waren van het niet tijdig nakomen van de verplichtingen. De assurantietussenpersoon heeft verzekerde vervolgens nog medegedeeld dat het voor de dekking noodzakelijk is dat er een alarmsysteem aanwezig en in werking is. Erna heeft verzekerde de assurantietussenpersoon in een telefoongesprek laten weten dat aan alle preventiemaatregelen was voldaan. Vervolgens woedt er brand, terwijl het voorgeschreven alarmsysteem nog niet aanwezig was. De Hoge Raad oordeelt dat de beantwoording van de vraag of de bank is tekortgeschoten dient plaats te vinden met inachtneming van alle relevante omstandigheden. In het algemeen mag een assurantietussenpersoon afgaan op de juistheid van een mededeling van zijn opdrachtgever dat is voldaan aan de uit de polis voortvloeiende verplichtingen tot het nemen van preventiemaatregelen. Behoudens bijzondere omstandigheden gaat zijn zorgplicht dan ook niet zo ver dat hij dient te controleren of die mededeling juist is.
In onderhavig arrest volgt het hof deze lijn van de Hoge Raad. Het hof overweegt allereerst dat het niet de vraag is of de best denkbare prestatie is geleverd, maar dat de lat lager ligt (een goede prestatie). Vervolgens oordeelt het hof dat de assurantietussenpersoon er in beginsel vanuit mocht gaan dat de mededeling van A dat de vuilcontainer op de juiste wijze kon worden neergezet en ook daadwerkelijk werd neergezet, juist is. Hoewel het de assurantietussenpersoon zou hebben gesierd als hij vinger aan de pols had gehouden nadat hij in juli 2017 had gezien dat de container te dicht bij de gevel stond, acht het hof dit geen bijzondere omstandigheid die maakt dat in dit geval een uitzondering op dat uitgangspunt moet worden gemaakt ontbreken.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!
Klik hier voor de uitspraak:
Zorgplicht assurantietussenpersoon: best denkbare prestatie of goede prestatie?