Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 27 augustus 2019
Een zoon neemt het aandeel van zijn vader in de gezamenlijke commanditaire vennootschap (een pluimveebedrijf) over. Bij het aangaan van de vennootschap en bij de overname van het aandeel was een adviseur (accountant-belastingadviseur) betrokken. De zoon is later van mening dat de overnameprijs voor het aandeel van zijn vader te hoog is berekend in verband met latente belastingverplichtingen. Hij heeft jegens zijn vader en de adviseur een beroep op een toerekenbare tekortkoming gedaan. De Hoge Raad heeft in 2017 geoordeeld dat een ander hof over de zaak moet oordelen omdat het eerste hof niet kenbaar is ingegaan op de essentiële stellingen van partijen.
Het hof beoordeelt allereerst het beroep op verjaring en verval van recht van de adviseur en de vader. De adviseur heeft onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd om de conclusie te rechtvaardigen dat de zoon op het moment van de aansprakelijkstelling al langer dan vijf jaar daadwerkelijk (subjectief) bekend was met de (gestelde) schade en de aansprakelijke persoon. De fout kwam pas aan het licht toen de zoon een nieuwe accountant in de arm nam. Het beroep van de adviseur op de klachtplicht ex art. 6:89 BW wordt ook niet gehonoreerd. Daarbij is van belang dat de fout waarvan de zoon de adviseur een verwijt maakt, bij uitstek op het terrein van de deskundigheid van de adviseur is gelegen. De zoon mocht op die deskundigheid vertrouwen. De zoon heeft ook voldoende voortvarend gehandeld toen hij van de fout op de hoogte kwam.
De zoon heeft voldoende gemotiveerd betwist dat hij niet gehouden was om de belastingclaim van zijn vader over te nemen. De adviseur heeft niet gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mocht worden verwacht. Het hof volgt de zoon ook in zijn stelling dat het verzuim van zijn vader om zijn aandeel in overeenstemming met de bepalingen van de cv-overeenkomst aan hem over te dragen, een toerekenbare tekortkoming inhoudt. De zoon hoefde niet te verwachten dat hij na overname schulden van zijn vader zou overhouden waarvoor slechts zeer ten dele een compensatie in de overnamesom zou zijn begrepen. Zijn vader kon niet weten dat de door de adviseur berekende overnamesom ontoereikend zou zijn, maar deze tekortkoming in de nakoming moet krachtens verkeersopvattingen aan de vader worden toegerekend. De adviseur en de vader zijn beiden aansprakelijk voor de schade.
Voor de schadeberekening is van belang dat de vader de zoon nadien een aanzienlijk bedrag heeft geschonken. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de schade omdat niet aannemelijk is geworden dat het bedrag ook zou zijn geschonken zonder de fouten bij de overname. Het beroep op eigen schuld van de adviseur wordt verworpen nu het juist op zijn weg lag om de zoon te informeren en te adviseren. De adviseur en de vader dienen gezamenlijk nog een bedrag van 214.806 Gulden te vergoeden.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen.
Klik voor de uitspraak:
Zoon neemt aandeel van zijn vader in het bedrijf over: adviseur en vader zijn toerekenbaar tekort geschoten