Dekt Sectie III van de CAR-verzekering ook aansprakelijkheidsschade?
Gerechtshof Den Haag 26 april 2022
In deze uitspraak staat samenloop tussen twee verzekeringen centraal. Door laswerkzaamheden was brand ontstaan in een loods. De verantwoordelijke aannemer was verzekerd onder zowel een AVB-verzekering als een CAR-verzekering. De opdrachtgevers van de werkzaamheden waren voor deze schade verzekerd onder een brand- en bedrijfsschadeverzekering. Onder laatstgenoemde verzekering is een uitkering van € 430.000 gedaan.
De leidende brandverzekeraar wil daarna regres nemen op de AVB-verzekeraar van de aannemer. De AVB-verzekeraar meent echter dat er sprake is van samenloop tussen de AVB-verzekering en de CAR-verzekering van de aannemer. Een niet onbelangrijk detail: de brandverzekeraar van de opdrachtgevers en de CAR-verzekeraar van de aannemer betreft dezelfde verzekeraar. In zijn hoedanigheid van brandverzekeraar sluit die verzekeraar een vaststellingsovereenkomst – onder finale kwijting over en weer – met (onder andere) de AVB-verzekeraar van de aannemer, op grond waarvan de AVB-verzekeraar € 250.000 aan de brandverzekeraar betaalt.
Vervolgens draait de AVB-verzekeraar zich om naar de CAR-verzekeraar. Die meent dat laatstgenoemde op grond van de samenloopregels die € 250.000 dient te dragen. De CAR-verzekeraar wijst echter naar de vaststellingsovereenkomst en stelt zich op het standpunt dat de AVB-verzekeraar haar al finale kwijting had verleend. Ook meent de CAR-verzekeraar dat er geen sprake is van samenloop, nu volgens haar Sectie III van de CAR geen aansprakelijkheidsschade zou dekken (doch enkel de cascoschade van – in dit geval – de opdrachtgevers).
Het hof beantwoordt eerst de voorvraag of de vaststellingsovereenkomst in de weg staat aan de vordering van de AVB-verzekeraar. Op basis van uitleg van deze overeenkomst en de daaraan voorafgaande correspondentie tussen partijen, oordeelt het hof van niet. De AVB-verzekeraar was op het moment van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst nog niet op de hoogte van het feit dat de CAR-verzekeraar en de brandverzekeraar dezelfde partij waren, en mocht er daarom redelijkerwijs van uitgaan dat de finale kwijting alleen zou gelden ten opzichte van de brandverzekeraar. Bovendien werd er in de overeenkomst finale kwijting verleend ten aanzien van alle tussen partijen bestaande geschillen over de schade en bestond er ten tijde van de ondertekening nog geen geschil met de CAR-verzekeraar.
Vervolgens komt het hof toe aan de vraag of er sprake is van samenloop. Het hof komt tot de conclusie dat beide verzekeringen dekking bieden voor hetzelfde belang: aansprakelijkheidsschade. Voor de AVB-verzekering behoeft dat geen toelichting. Op basis van uitleg van de polisvoorwaarden van de CAR overweegt het hof dat Sectie III daarvan in dit geval ook dekking biedt voor de aansprakelijkheid van de verzekerde aannemer voor schade aan zaken van derden (NB: ook al was dat wellicht niet de intentie van de opstellers van deze voorwaarden). En het hof verwerpt vervolgens ook de stelling van de CAR-verzekeraar dat de CAR-polis een geldige (in haar voordeel werkende) na-u-clausule zou bevatten.
Voor wat betreft de wijze van berekening van de onderlinge draagplicht, bevestigt het hof tot slot dat steeds uitgegaan moet worden van de methode Wansink (lees: verdeling naar rato van de bedragen waarvoor verzekeraars concreet kunnen worden aangesproken), en dus nimmer van de methode Mijnssen (lees: verdeling naar rato van verzekerde bedragen).
Deze uitspraak levert drie nuttige inzichten op:
1. dat de reikwijdte van de finale kwijting die partijen in een vaststellingsovereenkomst over en weer aan elkaar verlenen, steeds moet worden gevonden door uitleg van de betreffende overeenkomst en van hetgeen partijen in de aanloop naar die overeenkomst hebben gecommuniceerd. De vraag is steeds: welke bedoeling hebben partijen gehad en welke verwachtingen mochten zij in dat kader hebben?
2. De CAR-verzekeraar die onder Sectie III (en idem Secties I, IV of V) geen dekking wil verlenen voor aansprakelijkheidsschade, dient dat in de polisvoorwaarden expliciet tot uitdrukking te brengen.
3. De strijd tussen de methodes Wansink en Mijnssen is nu echt wel beslecht, ten faveure van de methode Wansink.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!
Klik hier voor de uitspraak:
Samenloop AVB- en CAR-verzekering