Had de advocaat zijn cliënt moeten weerhouden van het treffen van de minnelijke regeling ter zitting?
Rechtbank Oost-Brabant 4 mei 2022
In deze zaak staat de vraag centraal of een advocatenkantoor aansprakelijk is voor de schade die eiser stelt te hebben geleden als gevolg van beroepsfouten van zijn (voormalig) advocaat. Volgens eiser heeft de advocaat meerdere beroepsfouten begaan (onder meer) tijdens een zitting die heeft plaatsgevonden. Eiser legt aan zijn verwijten onder andere ten grondslag dat hij zijn belangen tijdens de zitting niet kon overzien omdat hij door diverse life events emotioneel ‘murw gebeukt’ was. Zijn advocaat zou hem gelet op die gemoedstoestand niet in staat hebben gesteld om weloverwogen beslissingen te nemen. Het ging volgens eiser tijdens de zitting pas echt mis op het moment dat de rechter aanstuurde op een schorsing van de zitting zodat partijen op de gang konden spreken over een minnelijke regeling. In de kern verwijt eiser zijn advocaat dat hij hem er toen van had moeten weerhouden om een schikking te treffen (en vonnis had moeten vragen), of in ieder geval had moeten informeren over de gevolgen van de schikking. Dit heeft de advocaat volgens eiser ten onrechte niet gedaan.
Bij de beoordeling van de verwijten gaat de rechtbank eerst in op de gemoedstoestand van eiser tijdens de zitting. De rechtbank overweegt dat de stelling van eiser erop neerkomt dat hij tijdens de zitting feitelijk handelingsonbekwaam was. Zonder deugdelijke onderbouwing heeft eiser dat onvoldoende aannemelijk gemaakt. Het doormaken van een stressvolle periode is daarvoor volgens de rechtbank onvoldoende.
Verder overweegt de rechtbank dat de verwijten van eiser geen doel treffen, omdat eiser zelf het initiatief heeft genomen om te onderhandelen over een schikking en hij niet wilde dat zijn advocaat bij de onderhandelingen op de gang aanwezig was. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de getroffen schikking voor hem nadelig was gezien de omstandigheden waarin hij zich ter zitting bevond. De afspraken zijn goed verenigbaar met de door eiser uitgesproken wensen. Tot slot is van doorslaggevend belang dat eiser zelf van het geschil af wilde door het treffen van een schikking. Door zowel zijn advocaat als de rechter is nog expliciet gevraagd aan eiser of hij de schikking wilde doorzetten, waarop hij bevestigend heeft geantwoord.
Hoewel uit de rechtspraak volgt dat op een advocaat een zorgplicht rust, is de omvang van die zorgplicht niet onbegrensd (zoals ook deze uitspraak illustreert). Eiser had in deze zaak op geen enkele wijze kenbaar gemaakt dat hij de schikking niet wilde. Het lijkt dan wel erg gemakkelijk om achteraf – nadat de gestelde schade is ontstaan – te stellen dat hij dat niet had gewild dan wel dat zijn advocaat hem voor de gevolgen van de schikking had moeten waarschuwen. In deze zaak speelde wel een belangrijke rol dat eiser de aanwezigheid van zijn advocaat niet wenste bij de schikkingsonderhandelingen op de gang en dat zowel zijn advocaat als de rechter expliciet hadden nagevraagd of hij de schikking echt wilde.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!
Klik hier voor de uitspraak:
Minnelijke regeling ter zitting