Hoe oordeelt het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in kort geding over registraties in het IR en EVR na wisselende en tegenstrijdige verklaringen van een verzekeringnemer?
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 oktober 2021
Op 10 mei 2020 wordt de auto van X gestolen. Hij heeft die avond meermaals telefonisch contact met de politie. De volgende dag breidt X zijn autoverzekering (online) uit van WA dekking naar WA-plus dekking. Nog geen uur later belt hij zijn verzekeraar met de mededeling dat zijn auto de dag daarvoor is gestolen. De verzekeraar deelt X mede dat hij geen dekking heeft voor de diefstal, omdat de diefstal heeft plaatsgevonden vóór de uitbreiding van zijn verzekering naar een WA-plus dekking. Kort daarna doet X aangifte van de diefstal van zijn auto. In het proces-verbaal laat hij opnemen dat de diefstal heeft plaatsgevonden op 11 mei. Ook richting zijn verzekeraar wijzigt X zijn verhaal. De diefstal zou op 11 mei en niet op 10 mei hebben plaatsgevonden. Kort daarop raakt de auto betrokken bij een ongeval, waarvoor X (ook) dekking wenst te krijgen. Omdat X opzettelijk heeft geprobeerd zijn verzekeraar te misleiden, wijst de verzekeraar dekking af en besluit zij X te registreren in het Incidentenregister (IR) en het Externe verwijzingsregister (EVR). X heeft vervolgens in kort geding gevorderd dat deze registraties door de verzekeraar verwijderd worden.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de registratie in het IR uitsluitend zichtbaar is voor de verzekeraar zelf en dat X om die reden niet ernstig wordt beperkt in zijn keuze van een autoverzekering. Het hof oordeelt dat X daarom geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering om uit het IR gehaald te worden. Met betrekking tot de EVR registratie oordeelt het hof het voorshands aannemelijk dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat de registratie door de verzekeraar, die werd geconfronteerd met wisselende en tegenstrijdige verklaringen en gedragingen van X, niet in strijd is met het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen en dus niet onrechtmatig is. De vordering van X, om uit het EVR gehaald te worden, wordt dus afgewezen. Ook de duur van de registratie in het EVR (van vier jaar) acht het hof niet disproportioneel.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!
Klik hier voor de uitspraak:
Kort geding over registraties in het IR en EVR