Wijziging Arbowet: versterking positie bedrijfsarts
Op 25 januari jl. heeft de Eerste Kamer een wetsvoorstel aangenomen dat ziet op de wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet (kortweg: Arbowet). De wet beoogt kort gezegd de betrokkenheid van de werkgevers en werknemers bij de arbodienstverlening te versterken.
Wijziging van de Arbowet was nodig, nu uit onderzoek is gebleken dat een aantal knelpunten bestaat rondom de positie van de bedrijfsarts. Die knelpunten zien onder meer op de onafhankelijkheid van de bedrijfsarts ten opzichte van de werkgever en op onvoldoende ruimte voor een professionele beroepsuitoefening.
Wat verandert er?
De preventiemedewerker: instemmingsrecht OR
De preventiemedewerker is op grond van de Arbowet betrokken bij onder meer de risico-inventarisatie en –evaluatie en de uitvoering van maatregelen gericht op arbeidsomstandighedenbeleid. De ondernemingsraad (de OR) had al een instemmingsrecht (het zwaarste middel van dit medezeggenschapsorgaan) ten aanzien van het takenpakket van de preventiemedewerker. Daar wordt nu ook een instemmingsrecht ten aanzien van de positionering en de persoon van de preventiemedewerker aan toegevoegd.
De bedrijfsarts
-
- In de wet wordt vastgelegd dat de bedrijfsarts bij verzuimbegeleiding van individuele werknemers slechts een adviserende rol heeft. De verantwoordelijkheid voor de begeleiding van de werknemers blijft bij de werkgever.
- De werknemer krijgt de mogelijkheid de bedrijfsarts te consulteren voordat klachten leiden tot verzuim.
- Er worden in de wet vier specifieke rechten en verplichtingen opgenomen die volgens het wetsvoorstel bijdragen aan de goede beroepsuitoefening van de bedrijfsarts: 1. De verplichting van de werkgever de bedrijfsarts in de gelegenheid te stellen iedere werkplek te bezoeken; 2. De verplichting van de bedrijfsarts aan de werknemer de mogelijkheid van een second opinion bij een andere bedrijfsarts te bieden, tenzij zwaarwegende argumenten zich hiertegen verzetten; 3. De verplichting van de bedrijfsarts een klachtenprocedure te hebben; en 4. Het recht van de bedrijfsarts (en de andere arbodeskundigen) met het medezeggenschapsorgaan overleg te voeren.
Basiscontract
Er is een grote diversiteit aan contracten tussen arbodienstverleners en werkgevers. Omdat deze contracten soms maar weinig voorzieningen bevatten, kan dit volgens de regering leiden tot ontoereikende zorg. Daarom wordt het contract tussen arbodienstverleners en werkgevers aan minimumeisen gebonden: het basiscontract. In het contract zijn de (huidige wettelijke) taken opgenomen waarbij de werkgever zich in ieder geval moet laten ondersteunen door een arbodienst(verlener). Voorbeelden van deze taken zijn het toetsen van risico-inventarisatie en –evaluatie, deskundige begeleiding bij ziekte, maar ook de nieuwe wettelijke toegang tot consultatie van de bedrijfsarts voor de werknemer. Daarnaast is in het contract de eis opgenomen dat arbodienstverleners op professionele wijze hun werk kunnen uitvoeren. Het staat de werkgever vrij om in overleg met de arbodienstverleners en zijn werknemers, een basisplus contract met meer taken op te nemen.
Handhaving en toezicht
In de wet wordt vastgelegd dat de Inspectie SZW de mogelijkheid heeft tot sanctionering op de in het wetswijziging opgenomen bepalingen. Een werkgever die geen contract heeft met een bedrijfsarts of arbodienst, loopt een risico op directe boeteoplegging.
Bestaande contracten van werkgevers met arbodiensten die niet aan de wetswijzigingen voldoen moeten binnen een jaar na de inwerkingtreding zijn aangepast naar de nieuwe verplichtingen. De wetswijziging zal naar verwachting op 1 juli 2017 inwerkingtreden.
Wat betekent dit voor de werkgever?
- Bespreek de aanstaande wijzigingen en eventuele actiepunten met de arbodienstverlener;
- Zorg daarbij in ieder geval dat het contract met de arbodienstverlener tijdig aan de gestelde eisen van het basiscontract voldoet;
- Licht de OR in over de aanstaande wijzigingen.