Vertegenwoordiging – de schijn tegen?
Het uitgangspunt is dat een partij niet gebonden is aan een overeenkomst die door een niet-gevolmachtigde (hierna ook: pseudo-gevolmachtigde) “namens hem” (de “pseudo-volmachtgever”) wordt aangegaan. Dat ligt voor de hand: men kan niet zomaar overeenkomsten namens een ander sluiten. Neemt een niet-gevolmachtigde toch een dergelijk initiatief, dan is de onbevoegd vertegenwoordigde niet gebonden. De wederpartij bij de overeenkomst komt bedrogen uit.
De kaarten liggen anders als er sprake is van een schijn van volmachtverlening. Is een overeenkomst in naam van een ander gesloten – en de wederpartij is bij het sluiten van de overeenkomst afgegaan op een verklaring of gedraging van die ander waardoor zij redelijkerwijs mocht aannemen dat er een toereikende volmacht was – dan kan de schijn van volmachtverlening worden toegerekend aan de onbevoegd vertegenwoordigde en is deze alsnog aan de overeenkomst gebonden (met alle gevolgen van dien).
In zijn arresten van 3 februari 2017 heeft de Hoge Raad in aanvulling op een eerder arrest over de schijn van volmachtverlening – ING/Bera (ECLI:NL:HR:2010:BK7671) – opnieuw een oordeel gegeven over de vraag wanneer sprake is van een schijn van volmachtverlening. Leuk detail: in beide arresten draait het om het onbevoegd handelen van een advocaat.
De feiten
Kort gezegd gaat het in deze zaak over de vraag of de eigenaar van bepaalde aandelen gebonden is aan twee ongedateerde aktes waarmee zijn aandelen in een vennootschap worden overgedragen aan diezelfde vennootschap. De aktes zijn namelijk alleen ondertekend door advocaat A.[i] In rechte komt vast te staan dat A de aktes heeft ondertekend, zich heeft gepresenteerd als de advocaat van de eigenaar van de aandelen en dat hij zich tegenover de verkrijgende vennootschap (de “verkrijger”) presenteerde als gemachtigd om de aktes te ondertekenen.
In de rechtbank stelt de verkrijger zich op het standpunt gesteld dat de eigenaar zijn aandelen in de vennootschap aan haar heeft overgedragen. De verkrijger onderbouwt deze stelling met een beroep op een schikkingsovereenkomst en een op die schikking gebaseerde akte van overdracht – de twee ongedateerde aktes.
De eigenaar betwist dit en verzoekt op zijn beurt een verklaring voor recht dat hij nog steeds eigenaar is van 49% van de aandelen in de vennootschap. Bij wijze van verweer geeft de eigenaar aan dat hij A niet als zijn advocaat heeft ingesteld noch een volmacht heeft gegeven te tekenen voor de overdracht.
De verkrijger stelt zich vervolgens op het standpunt dat zij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmachtverlening aan A en dat het risico voor de schijn van volmachtverlening voor rekening van de eigenaar komt.
In deze zaak draait het om een vastgoedportefeuille. De eigenaar daarvan vraagt advocaat B rond te kijken in zijn eigen netwerk naar potentiële kopers. B had hem eerder – kennelijk destijds naar tevredenheid – bijgestaan. Een potentiële koper neemt contact op met B en doet een redelijk bod op de portefeuille. B laat vervolgens per SMS weten dat er “in principe” een deal is. Afgesproken wordt om de volgende dag bij de notaris de koopovereenkomst te tekenen. Die volgende dag laat de eigenaar van de vastgoedportefeuille aan B echter weten de portefeuille mogelijk toch niet te willen verkopen, waarna de potentiële koper wordt ingelicht dat de koop niet doorgaat.
De potentiële koper start een procedure waarin hij nakoming vordert. Hij stelt zich op het standpunt dat er een overeenkomst tussen hem en de eigenaar van de portefeuille tot stand is gekomen. De eigenaar van de portefeuille betwist dit en stelt zich op het standpunt dat B niet bevoegd was namens hem een zodanige overeenkomst te sluiten. Maar, brengen de feiten en omstandigheden in deze zaak niet mee dat bij de potentiële koper naar verkeersopvattingen de schijn werd gewerkt dat B bij het doen van zijn verklaringen de eigenaar vertegenwoordigde, zodat de potentiële koper daarop mocht vertrouwen? Volgens het Hof was dit het geval.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad stelt in beide arresten voorop dat voor de toerekening van de schijn van volmachtverlening alleen plaats is als:
“(…) de wederpartij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmachtverlening aan de in werkelijkheid onbevoegde tussenpersoon op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de onbevoegd vertegenwoordigde komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid.”
In het eerste arrest stelt de Hoge Raad vervolgens vast dat het Hof uitsluitend feiten en omstandigheden heeft meegenomen die zien op verklaringen of gedragingen van de pseudo-gevolmachtigde. Wil het risico van onbevoegde vertegenwoordiging voor rekening van de pseudo-volmachtgever komen, dan moeten er feiten en omstandigheden worden vastgesteld die rechtvaardigen dat de pseudo-volmachtgever in zijn verhouding tot de wederpartij het risico van onbevoegde vertegenwoordiging draagt. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof geen omstandigheden hieromtrent heeft vastgesteld en dat het oordeel van onbevoegde vertegenwoordiging daarom geen stand kan houden.
In het tweede arrest oordeelt de Hoge Raad dat er wel feiten en omstandigheden zijn vastgesteld die de pseudo-volmachtgever betreffen. Advocaat B beschikte namelijk over alle voor de verkoop en levering van de vastgoedportefeuille relevante documenten (en moeten dus wel aan hem door de pseudo-volmachtgever ter beschikking zijn gesteld). Deze omstandigheid heeft kunnen bijdragen aan het vertrouwen bij de wederpartij. Daarnaast wist de koper van de portefeuille dat B als advocaat voor de eigenaar optrad, en de eigenaar had ermee ingestemd dat B in zijn eigen netwerk naar een potentiële koper mocht zoeken. Deze omstandigheden rechtvaardigen volgens de HR dat het risico voor de gewekte schijn voor rekening van de eigenaar van de portefeuille komt.
Conclusie
Met deze twee arresten zijn de te stellen eisen voor toerekening van schijn van volmachtverlening aan de pseudo-volmachtgever nog duidelijker geworden. Wil het risico van onbevoegde vertegenwoordiging aan de pseudo-volmachtgever kunnen worden toegerekend, dan dient de rechter ook feiten en omstandigheden vast te stellen die de pseudo-volmachtgever betreffen. Dat de pseudo-gevolmachtigde in zijn verhouding tot de wederpartij de schijn van bevoegdheid wekt, is aldus onvoldoende.
[i] Voor de goede orde, deze zaak speelt zich af op Aruba. Daar heeft men geen notariële akte nodig voor de overdracht van aandelen.