De burgemeester van Helmond mocht een drugspand in zijn gemeente niet sluiten op grond van artikel 13b Opiumwet. Dit oordeelde Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘Afdeling’) in een interessante uitspraak van 13 maart 2019. De Afdeling haalt een streep door het sluitingsbevel omdat de burgemeester op grond van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht (hierna: ‘Awb’) had moeten afwijken van zijn beleidsregel waarin de sluitingsbevoegdheid van artikel 13b Opiumwet is uitgewerkt.
Artikel 4:84 Awb
Het uitgangspunt van artikel 4:84 Awb is dat het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel handelt. Er moet echter een uitzondering worden gemaakt als de gevolgen voor één of meer belanghebbenden ‘wegens bijzondere omstandigheden’ onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Tot 26 oktober 2016 speelden bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 Awb nauwelijks een rol. Op 26 oktober 2016 veranderde de Afdeling echter van koers en oordeelde dat ‘omstandigheden die bij het opstellen van een beleidsregel zijn verdisconteerd, dan wel moeten worden geacht te zijn verdisconteerd, niet reeds daarom buiten beschouwing kunnen worden gelaten.’ Volgens de Afdeling moet een bestuursorgaan alle omstandigheden van het geval betrekken in zijn beoordeling en nagaan of deze op zichzelf of tezamen met andere omstandigheden tot een afwijking van het beleid nopen.
Casus
In een bedrijfspand treft de politie een hennepkwekerij aan. De burgemeester sluit daarop het pand op grond van artikel 13b Opiumwet. De eigenaar/verhuurster van het bedrijfspand betoogt dat de burgemeester wegens bijzondere omstandigheden had moeten afwijken van zijn beleidsregel en niet tot sluiting mocht overgaan. Zij beroept zich daarbij onder andere op het gelijkheidsbeginsel en verwijst naar een eerder besluit van de burgemeester waarbij een pand, ondanks het eveneens aantreffen van handelshoeveelheid drugs, niet werd gesloten.
Welke bijzondere omstandigheden voert de verhuurster aan? De eigenaresse verhuurt het pand per 1 februari 2017. Zij heeft hiervoor een makelaar uit Helmond ingeschakeld die de betrouwbaarheid en kredietwaardigheid van de huurder heeft gecontroleerd door middel van de NVM bedrijfstoets. Ook heeft de makelaar de identiteit van de huurder vastgesteld. In de huurovereenkomst staat dat verhuurster bij constatering van illegale activiteiten de huurovereenkomst kan ontbinden en het pand kan ontruimen. De huurovereenkomst bevat ook een verbod op een hennepkwekerij en een verbod op onderhuur zonder toestemming. De huur is per bank overgemaakt. De huurder heeft gezegd het pand te willen gebruiken als bedrijfspand. Hij had al een vestiging van zijn bedrijf in Eindhoven en wilde daarnaast een vestiging in Helmond. De verhuurster is ook bij de vestiging in Eindhoven gaan kijken en daarbij is haar niets vreemds opgevallen.
De verhuurster heeft eind maart 2017 het hele pand gecontroleerd. Zij is vervolgens in april en mei een aantal maal langs geweest om de huurder te leren kennen, maar heeft toen niet het hele pand gecontroleerd. Op 23 juni 2017 heeft zij dit wel gedaan. De verhuurster had besloten het pand
na drie maanden te controleren, omdat in een folder van de gemeente wordt aangeraden om elk kwartaal te controleren om te voorkomen dat een hennepkwekerij zou worden opgezet.
Bij de controle op 23 juni 2017 trof de verhuurster in het pand een ravage aan. Zij heeft onmiddellijk gebeld met de politie en kreeg toen te horen dat er een inval was geweest op 16 juni 2017 en dat daarbij een hennepkwekerij is aangetroffen en geruimd. De verhuurster heeft toen het pand opgeruimd, diezelfde dag nog de sloten laten vervangen en de huurovereenkomst gerechtelijk laten ontbinden.
Oordeel Afdeling
Vanwege de hierboven genoemde omstandigheden mocht de burgemeester volgens de Afdeling op grond van artikel 4:84 Awb niet overgaan tot sluiting van het pand. Handelen overeenkomstig de beleidsregel heeft volgens de Afdeling onevenredige gevolgen in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De Afdeling acht daarbij van belang dat de gemeente zelf in een folder over het voorkomen van hennepkwekerijen in een pand adviseert om elk kwartaal te controleren of het verhuurde niet wordt gebruikt voor een hennepkwekerij. De verhuurster heeft dat gedaan. Ook acht de Afdeling van belang dat de melding plaatsvond in een stadium dat er nog geen oogst had plaatsgevonden. Daarnaast spelen er volgens de Afdeling in deze zaak vergelijkbare omstandigheden als in een eerdere zaak waarin de burgemeester vanwege bijzondere omstandigheden besloot af te zien van handhaving.
Slot
Deze uitspraak laat zien dat burgemeesters niet blind kunnen varen op hun 13b Opiumwet-beleidsregel. Zij moeten alle omstandigheden van het geval betrekken in hun beoordeling om tot sluiting over te gaan, ongeacht de vraag of die zijn verdisconteerd in de beleidsregel. Het niet in acht nemen van bijzondere omstandigheden kan ertoe leiden dat de Afdeling, zoals in deze zaak, zelf in de zaak voorziet en het sluitingsbevel herroept.